A&W heeft samen met landschapsarchitect Peter de Ruyter een visie opgesteld op klimaatbestendige veenlandschappen. Opdrachtgever was de Coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers (CNK), een samenwerkingsverband van de natuurorganisaties. De visie levert een inhoudelijke bijdrage aan de maatschappelijke discussies in het Nederlandse laagveenlandschap op dit moment.
In het laagveenlandschap is een transitie naar een meer duurzaam en klimaatbestendig landgebruik en waterbeheer noodzakelijk voor behoud van veenbodem, natuurkwaliteit en gebruiksfuncties. Anno 2022 is de urgentie van de klimaatopgave hoger dan ooit. Natuurgebieden op veen leveren een sterke bijdrage aan de klimaatopgave. Ze doen dat als natuurlijke leveranciers van ecosysteemdiensten zoals waterberging (klimaatadaptatie), koolstofvastlegging (klimaatmitigatie) en biodiversiteit. Om die ecosysteemdiensten te kunnen leveren moeten de verschillende veenkernen niet verder uitdrogen en moet de waterkwaliteit voldoen. Dit vergt veel inspanning in de huidige situatie. Veel van de Nederlandse laagveenmoerassen liggen namelijk hoger in het landschap dan de ontwaterde omgeving. Bovendien is zoet water schaars, en zal de vraag naar zoet water in de toekomst verder toenemen.
De natuurorganisaties zien kansen om in en rond natuurgebieden op een natuurlijke manier water beter op te vangen en vast te houden. Dit is goed voor klimaat en biodiversiteit, en biedt bovendien kansen voor gebruiksfuncties in de omgeving van natuurgebieden. Wanneer ingezet wordt op een robuust systeem op landschapsschaal, met natte overgangsgebieden rondom veenkernen, snijdt het mes aan twee kanten. Goed functionerende natuurgebieden maken dan ook de gebieden daarbuiten, inclusief de landbouw, klimaatbestendiger. Er is in die zin sprake van wederzijds voordeel. Daarbij komt dat met een goed ontwikkeld laagveenlandschap biodiversiteit, cultuurhistorische waarden en een aantrekkelijk landschap niet verloren gaan.
In verschillende laagveenregio’s in Nederland gelden verschillende ecohydrologische principes op landschapsniveau. Ook de menselijke ingrepen in het landschap in het verleden verschillen per regio. Dit betekent dat de oplossingsrichtingen, maatregelpakketten en de rol van natuurgebieden en natte overgangszones als natuurlijke hydrologische buffers per regio verschillen. In de visie tonen we aan de hand van principedoorsneden hoe een meer toekomstbestendig laagveenlandschap eruit zou kunnen zien in de verschillende laagveenregio’s. Aanvullend wordt inzichtelijk gemaakt welke mogelijke ontwikkeltrajecten in beeld komen bij vernatting. Hierbinnen wordt onderscheid gemaakt tussen vochtig tot natte kruidenrijke graslanden, innovatieve natte teeltvormen en ontwikkeling van moerasnatuur met veenaangroei.
De volledige publicatie is hier te downloaden.