Langjarige monitoring van de vegetatie levert een schat aan informatie over ontwikkelingen in relatie tot inrichting, beheer en klimaatverandering. Zo volgen we het Fochteloërveen en het Lauwersmeer al lange tijd, in samenwerking met Buijs Hydro-ecologisch Onderzoek en Advies.
In het Fochteloërveen wordt al sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw gewerkt aan herstel van hoogveenvegetaties, onder meer door de aanleg van dammen. Onze vegetatiekarteringen uit 1992, 2002 en 2014 laten zien dat sindsdien grote veranderingen zijn opgetreden. Soortenarme pijpenstrootjevegetaties zijn natter, opener en soortenrijker geworden en veenmossen zijn uitgebreid, evenals het habitattype Actieve hoogvenen. De vegetatieontwikkelingen zijn recent beschreven in een artikel in De Levende Natuur. Van 2000 tot 2011 zijn ook de (a)biotische effecten van hydrologische maatregelen gemonitord aan de hand van permanente kwadraten, vegetatietransecten, microkarteringen en peilbuisgegevens.
In het Lauwersmeer monitoren we sinds 2007 de effecten van bodemdaling door gaswinning, in opdracht van de NAM. De vegetatie wordt gevolgd met een meetnet van pq’s en kartering van transecten en structuur. Inmiddels ligt er een meetnet van 100 pq’s, verspreid over de gemodelleerde bodemdalingklassen. Informatie over de vegetatiestructuur wordt gebruikt om inzicht te krijgen in de veranderingen in de habitats van broedvogels. In de pq-raaien worden ook grondwaterstand en -kwaliteit, kalk- en zoutprofiel en basenverzadiging gevolgd. Langs de platen meten we sedimentatie en erosie. Analyse van de resultaten moet duidelijk maken in hoeverre veranderingen samenhangen met bodemdaling.