In hoeverre staan leefgebieden van diersoorten met elkaar in verbinding? Die vraag is voor veel soorten relevant. Om leefgebieden te verbinden worden op veel plaatsen ecologische verbindingszones aangelegd. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om faunatunnels onder wegen en ‘hopovers’ voor vleermuizen. Het is echter niet altijd gemakkelijk om te bepalen hoe groot de noodzaak is voor zo’n verbindingszone. Sommige diersoorten zijn te klein om ze goed te kunnen volgen.
Een methode om de verbinding tussen gebieden vast te stellen is via DNA-monsters. Met behulp van DNA-technieken kan worden bepaald of er genetische uitwisseling plaatsvindt. In 2020 voerde Altenburg & Wymenga een dergelijk project uit in opdracht van de provincie Noord-Holland. Onderzocht is of de aanleg van ecologische verbindingszones tussen twee Natura 2000-gebieden in de Zaanstreek gewenst is voor de Noordse woelmuis. In samenwerking met de Zoogdiervereniging en Wageningen Environmental Research is DNA-materiaal verzameld van Noordse woelmuis in de twee Natura 2000-gebieden. Aan de hand daarvan kon worden vastgesteld dat er voldoende genetische uitwisseling plaatsvindt tussen deze gebieden. Met andere woorden: Noordse woelmuizen paren regelmatig met soortgenoten uit het andere gebied.
Daar worden wij als ecologen blij van!
Meer informatie over dit project is hier te vinden.