In de eerste helft van juli is, in samenwerking met Staatsbosbeheer, de veldmuis-index bepaald in speciaal voor kiekendieven aangelegde foerageergebieden en graanvelden (wintertarwe) rondom de Oostvaardersplassen (OVP). Dit is gedaan in het kader van onderzoek naar de foerageerkeuzes van in de OVP broedende Bruine kiekendieven.
In jaren met veel Veldmuizen zijn deze graanvelden en gebieden belangrijk voor in de OVP broedende kiekendieven. In vijf foerageergebieden en vijf graanvelden zijn door student Albert Allema twee raaien met in totaal 40 lifetraps geplaatst en drie dagen lang gecontroleerd. In totaal leverde dat slechts zeven Veldmuizen op, de belangrijkste prooisoort voor Bruine kiekendieven buiten de OVP. Op basis hiervan kan de gemiddelde veldmuis-index berekend worden op 0,6 Veldmuizen per 100 valnachten. Dit is een extreem laag. De veldmuis-index was in de speciaal aangelegde foerageergebieden (index 0,2) zelfs nog iets lager dan in graanvelden (index 1,0). De lage veldmuis-index verklaart waarom de kiekendieven dit jaar vooral in de OVP blijven om te jagen en waarom hun broedsucces uitgesproken laag is. Volgend jaar, wanneer de veldmuis-index naar verwachting weer is aangetrokken, wordt het onderzoek herhaald. Ook in andere delen van Nederland lijkt het aanbod van Veldmuizen, op basis van het broedsucces van muizenetende roofvogels, uitgesproken laag te zijn.
Meer informatie: drs. Nico Beemster, A&W