Effecten van verlichting op trekvogels boven de Noordzee.
Trekvogels maken bij nachtelijke trek over zee gebruik van de maan en sterren en van een magnetisch kompas. Als er geen zicht is op de sterrenhemel vliegen ze strikt op het magnetische kompas. Kunstmatige lichtbronnen kunnen de kompasoriëntatie verstoren. Vooral het langgolvige (rode) deel van het spectrum heeft invloed op de oriëntatie zodat vogels (met de wijzers van de klok mee) blijven cirkelen om een lichtbron.
Op de Noordzee staan offshore installaties die in meer of mindere mate ‘s nachts verlicht zijn. In opdracht van Rijkswaterstaat, directie Noordzee, heeft Altenburg & Wymenga een modelstudie en een aanvullende studie uitgevoerd naar de effecten van verlichting op trekvogelpopulaties.
Onderzoek naar de omvang van dit probleem gaf twee belangrijke uitdagingen:
- Hoe schat je het aantal slachtoffers? Dode vogels vallen in zee en worden geconsumeerd
- Hoe verhouden de slachtoffers zich tot de (sub-)populatie omvang van die soort?
Middels een modelmatige aanpak, waarbij we zijn uitgegaan van een worst case scenario, hebben we voor een aantal soorten de kans berekend dat een vogel een platform tegenkomt, uitgaande van een aantrekkende werking van 1 , 2 of 3 km en de kans dat het slecht weer is op de Noordzee. Uitgaand van een worst case scenario hebben we voor de betreffende soorten vervolgens de maximale sterftekans als gevolg van platformverlichting uitgerekend. Deze kans hebben we vervolgens uitgezet tegen 1% van de sterftekans van deze soort (ontleend aan de vogelrichtlijn). De modelstudie is in opdracht van RWS toegelicht bij Ospar (Oslo-Paris conventie) en in een aanvullende studie zijn aannames van het model, zoals de afstand waarop licht een effect heeft op oriëntatie, en de energetische effecten van cirkelen, verder onderzocht.